Mentaliseren in de klinische praktijk Jon G. Allen Peter Fonagy Anthony W. Bate
Mentaliseren in de klinische praktijk Jon G. Allen Peter Fonagy Anthony W. Bateman U I T G E V E R I J N I E U W E Z I J D S De auteurs hebben erop toegezien dat op het moment dat dit boek ter perse gaat alle gege- vens in dit boek juist zijn en voldoen aan de gangbare psychiatrische en medische maat- staven. Aangezien medisch onderzoek en de medische praktijk continu in ontwikkeling zijn, kunnen er veranderingen optreden in de therapeutische maatstaven. Ook kunnen bepaalde situaties specifi eke therapeutische ingrepen vereisen die niet in dit boek zijn op- genomen. Het is daarom en ook omdat menselijke en mechanische fouten zich een enkele keer nu eenmaal voordoen, dat we lezers aanraden het advies op te volgen van de behan- delende arts. Eerste oplage december 2008 Tweede oplage december 2010 Derde oplage april 2014 Oorspronkelijke titel: Mentalizing in Clinical Practice. American Psychiatric Publishing, 2008. In de Verenigde Staten verschenen bij American Psychiatric Publishing, Inc., Washington D.C. en Londen (VK). Copyright 2008, alle rechten voorbehouden. First published in the United States by American Psychiatric Publishing, Inc., Washington D.C. and Londen (UK). Copyright 2008, all rights reserved. Uitgegeven door: Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam Redactionele adviezen: Dawn Bales en Ab Hesselink (De Viersprong, Halsteren), Annelies Verheugt-Pleiter en Margit Deben-Mager (Nederlands Psychoanalytisch Instituut) Vertaling: Corine Wepster, Heemstede, en Peter Diderich, Oegstgeest Zetwerk: Holland Graphics, Amsterdam Omslagontwerp: Studio Jan de Boer, Amsterdam © 2008, American Psychiatric Publishing, Inc. © Nederlandse vertaling 2008, Uitgeverij Nieuwezijds isbn 978 90 5712 277 4 nur 777 Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council (FSC) mag dra- gen. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernie- tiging heeft geleid. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfi lm, geluidsband, elektronisch of op welke andere wijze ook en evenmin in een retrieval system worden opgeslagen zonder voorafgaande schrift elijke toestemming van de uitgever. Hoewel dit boek met veel zorg is samengesteld, aanvaarden schrijver(s) noch uitgever enige aansprakelijkheid voor schade ontstaan door eventuele fouten en/of onvolkomenheden in dit boek. Voorwoord door Stuart C. Yudofsky De ossenkar Een eeuwenoud fi losofi sch raadsel draait om de volgende vraag: ‘Wat is het belangrijkste onderdeel van een ossenkar?’ De meeste mensen geven als ant- woord: ‘Het wiel’, of ‘de os’, ‘de kar’, ‘de menner’, ‘de wielas’, ‘de tuigage waar- mee de os aan de kar vastzit’, enzovoort. Een doorgewinterde psychoanaly- ticus kwam zelfs met het deels grappig bedoelde antwoord: ‘De zweep.’ Mijn favoriete antwoord op deze raadselvraag luidt: ‘Het concept van een ossenkar.’ Ik vind dat dit verreweg het beste antwoord is, omdat het laat zien hoe belang- rijk en invloedrijk concepten kúnnen zijn – ook al kun je concepten niet zien, betasten, of in beeld brengen met MRI. Een verwante vraag is: ‘Hoe kun je zien of één bepaald concept uit die on- afzienbare verzameling van andere concepten potentie heeft of waardevol is?’ Ik wil stellen dat er vier elementen zijn waaraan je de verdiensten van een con- cept kunt afmeten: (1) duidelijk omschreven, (2) bruikbaar, (3) houdbaar, en (4) te verwerken tot toekomstige concepten. Laten we deze vier elementen eens toepassen op de ossenkar. Het concept van twee wielen die je door een wielas met elkaar verbindt en onder een houten bak bevestigt, waarna je deze bak met wielen vastmaakt aan een os, is duidelijk omschreven (element 1). Dit ge- heel is uitgesproken bruikbaar als transportmiddel voor mensen en goederen (element 2). Drieduizend jaar na de eerste toepassing van het concept is de os- senkar in vele delen van de wereld nog altijd in gebruik (element 3). Bovendien is de ossenkar geëvolueerd tot concepten met een grotere potentie (element 4), zoals de personenauto en de vrachtwagen – net als de ossenkar zijn dat voer- tuigen met door assen verbonden wielen, een krachtbron aan de voorkant en een zittende persoon die verantwoordelijk is voor de besturing. Let wel: ik stel niet dat ‘oorspronkelijkheid’ en ‘nieuwheid’ essentiële maatstaven zijn voor de potentie of waarde van een concept. Uit het bovenstaande blijkt veeleer dat in- vloedrijke nieuwe concepten voortkomen uit eerdere concepten, zoals wielen, bakken, jukken en het gebruiken van dieren voor vervoer en arbeid. Ik geloof M e n tal i se re n i n de k li n i s c h e pra k t i j k vi zelfs dat de meest waardevolle concepten in zó’n hoge mate van voorgaande concepten worden afgeleid dat ze bij hun allereerste praktische toepassing he- lemaal niet oorspronkelijk of nieuw lijken. Niets nieuws? Vanaf het begin van mijn klinische opleidingsperiode in de psychiatrie, meer dan dertig jaar geleden, heb ik deelgenomen aan zo’n 1500 grand rounds. Een van de presentaties die me het meest is bijgebleven, was een voordracht die gehouden werd door Aaron T. Beck tijdens mijn klinische opleidingsperiode in het New York Psychiatric Institute van Columbia University. Dit was ver- scheidene jaren voor de publicatie van zijn baanbrekende boek Cognitive Th e- rapy of Depression uit 1979. Bij deze voordracht vertelde Beck wat cognitieve gedragstherapie inhield en voerde hij aan dat het een nieuwe psychotherapeu- tische benadering was die vele voordelen had, onder andere de mogelijkheid om de eff ectiviteit ervan te toetsen. Het kwam erop neer dat Beck zo vermetel was om te poneren dat hij een nieuwe en betere ossenkar had uitgevonden. Mijn herinnering aan deze gebeurtenis wordt minder bepaald door de oor- spronkelijkheid en de verstrekkende relevantie van het thema van Becks pre- sentatie dan door de verhitte reacties van de vele aanwezigen die precies het tegenovergestelde betoogden: ‘Dit is echt niets nieuws. Wij doen niets anders in onze klinische praktijk.’ Of: ‘Aaron doet alleen maar oude wijn in nieuwe zakken. Cognitieve therapie is de basis van alle vormen van psychotherapie.’ En: ‘Ik denk dat hij iets heel erg ingewikkelds maakt van iets wat in wezen heel eenvoudig is.’ Toen ik Jon Allen, Peter Fonagy en Anthony Bateman tijdens een enkele jaren geleden in Houston gehouden symposium voor het eerst hoorde spreken over ‘mentaliseren’, hadden de emotionele reacties en opmerkingen van vele aanwezige doorgewinterde clinici merkwaardig genoeg griezelig veel weg van de reacties die al zo lang geleden waren opgeroepen door Beck. Gezien de ingrijpende veranderingen die Becks werk teweeg heeft gebracht in de gees- telijke gezondheidszorg en voor de mensen die wij van dienst zijn, maakten deze reacties mij attent op de mogelijkheid dat Allen, Fonagy en Bateman, en anderen die met het concept ‘mentaliseren’ werken, bezig waren met iets wat wel eens bijzonder belangrijk zou kunnen zijn. Het is overduidelijk geble- ken dat Becks nieuwe concept voldoet aan elk van mijn vier criteria voor een nieuwe ‘ossenkar’ met grote potentie. Laten we deze criteria nu toepassen op het mentaliseren, zoals het in dit nieuwe boek van Allen, Fonagy en Bateman wordt belicht. Vo orwo ord vii Criterium 1: een duidelijke omschrijving Mijn eerste criterium voor de potentie en waarde van een nieuw concept is of het duidelijk omschreven is. In de inleiding van hun boek geven de auteurs van Mentaliseren in de klinische praktijk een beknopte en heldere omschrijving van wat mentaliseren inhoudt, om ons dan in dezelfde zin de handschoen toe te werpen, met de volgende extravagante aanname: ‘Wij opperen de stoutmoedi- ge gedachte dat mentaliseren – aandacht schenken aan “mentale toestanden” in zichzelf en anderen – de meest fundamentele gemeenschappelijke factor is in alle psychotherapeutische behandelingen en dat bijgevolg alle professionals in de geestelijke gezondheidszorg zullen profi teren van een goed begrip van wat mentaliseren is en van vertrouwdheid met een aantal praktische toepas- singen daarvan.’ Tevens verkondigen de auteurs: ‘ … onze zienswijze [is] dat begrip van de aard en betekenis van mentaliseren behandelaars en patiënten zal helpen optimaal gebruik te maken van alle vormen van behandeling in de geestelijke gezondheidszorg; dit hele boek is bedoeld om deze bewering te staven.’ Met andere woorden, de auteurs durven te stellen dat ze een nieuwe en betere ossenkar hebben uitgevonden. Zoals we hebben gezien, reageren anderen als vanzelf met ongeloof, felle kritiek en vaak met de nodige wrevel op zo’n boude bewering. Ik neem aan dat de lezers van dit boek net als ik graag zouden willen vragen: ‘Bedoelen de auteurs dus dat het begrijpen en toepassen van het concept “mentaliseren” bij psychotherapie fundamenteler en belangrijker is dan de therapeutische band, of het vermogen van een patiënt om gehechtheidsrelaties aan te gaan, te abstraheren, rationeel te denken of objectief te zijn? Bedoelen de auteurs soms dat mentaliseren zo fundamenteel is dat het een onmisbare vruchtbare component is van een therapeutische band, gehechtheid en vitale cognitieve vermogens?’ Vooruitlopend op zulke uitingen van twijfel pareren de auteurs ieder verzet van de kant van de lezers onmiddellijk met een ietwat opgesmukte nieuwe omschrijving van wat mentaliseren inhoudt: Mentaliseren is in essentie een gerichtheid op het mentale, een mentaal betrokken zijn op het mentale. […] We mentaliseren wanneer we ons be- wust zijn van mentale toestanden van uploads/Philosophie/ mentaliseren-in-de-klinische-praktijk-allen-leesfragment.pdf
Documents similaires
-
29
-
0
-
0
Licence et utilisation
Gratuit pour un usage personnel Attribution requise- Détails
- Publié le Jui 25, 2021
- Catégorie Philosophy / Philo...
- Langue French
- Taille du fichier 0.4282MB