(uit: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie,

(uit: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie, LXXX (2008), pp.277-302) Goropius Becanus en de toponymie In deze bijdrage probeer ik te achterhalen in hoever er voor de toponymie iets te leren valt uit het werk van Goropius Becanus, en meer bepaald uit zijn Origines Antwerpianae.1 Voor een goed begrip lijkt het nuttig vooraf een korte schets te geven van de man, zijn werk en zijn methode. 1. Leven en werk van Goropius Becanus De auteur die ons hier bezighoudt, werd in 1518 of 1519 geboren in het Nederlandse Hilvarenbeek (Noord-Brabant) en overleed rond 1572.2 Hij heette eigenlijk Jan van Gorp, naar de Hilvarenbeekse wijk Gorp, maar nam, zoals gebruikelijk bij de humanisten, een Latijnse naam aan. Die bestond uit gelatiniseerde afleidingen van de wijknaam Gorp en de nederzettingsnaam Beek, de oorspronkelijke benaming van Hilvarenbeek. Jan van Gorp uit Beek heette dus Johannes Goropius Becanus. Goropius was een bekwame arts, maar verkoos uiteindelijk taalkundige en historische studies boven de geneeskunde. Op die terreinen werd hij een buitengewoon productieve veelschrijver. Echter niet zómaar een schrijver. In de woorden van wijlen professor J. F. Vanderheyden: In de geschiedenis van de taalkunde is hij berucht wegens zijn theorieën over de hoge ouderdom van het Nederlands en over de voortreffelijkheid van zijn moedertaal, en wegens de tot staving van deze opvattingen ingeroepen of voorgestelde etymologieën.3 Om te beginnen huldigde Becanus de stelling dat het Nederlands de oudste taal was, de oertaal waaruit alle andere talen zouden zijn voortgesproten. Ze heet immers niet voor niets Duyts, wat volgens Becanus niets anders is dan Douts = d’Oudste!4 Deze stelling verdedigde hij in de negen boeken van zijn Origines Antwerpianae, waarin hij zelfs beweert dat het Antwerpse dialect de Paradijstaal zou geweest zijn.5 1 BECANUS 1569. Hij kreeg in 1563 toestemming van het Antwerpse stadsbestuur om de geschiedenis van de stad te schrijven (DENEIRE 2006:21) en verwierf het privilegie tot drukken op 14.12.1567; het werk verscheen in 1569. 2 Gewoonlijk vindt men 1518-1572, bijv. in LE ROY 1885:120, VANDERHEYDEN 1959:93. Zowel over de precieze geboorte- als sterfdatum blijkt echter enige onzekerheid gerezen: FREDERICKX 1972:129, VAN HAL 2006:304. 3 VANDERHEYDEN 1959:93. Ook verdere gegevens over de figuur van Becanus werden aan deze bron ontleend, tenzij anders vermeld. Dezelfde en andere gegevens vindt men namelijk bijvoorbeeld ook in FREDERICKX 1972, NABORN 1995, DENEIRE 2006, VAN HAL 2006. Vgl. ook de beoordeling van LE ROY (1885:121): “Ses écrits présentent un mélange bizarre de théories aventureuses et d’observations de saine critique...”. 4 Origines p.460. 5 De voorvaderen van de Antwerpenaars, aldus Becanus, waren de Kimbren, die afstamden van de Japhieten. Ten tijde van de spraakverwarring te Babel waren deze laatsten niet aanwezig en ze behielden dus gaaf de taal die Adam sprak, d.i. het Nederlands. De etymologie van de oudste, de eerste eigennamen uit de wereldgeschiedenis bewijzen dat immers volgens Becanus, want Adam = hat (‘haat’) + dam (‘dijk, dam’), hij vormde een dam tegen de haat van het serpent; zo is Abel = hat (‘haat’) + bel (belgen: ‘oorlog voeren’), hij vecht tegen het kwaad (Origines p.539-540). Daar het Nederlands de oertaal is, kunnen ook woorden uit Het Nederlands was volgens hem niet alleen de oudste, het was tevens de beste taal. Immers, in het Nederlands is de naamgeving zo voortreffelijk dat men er door het zoeken van het “etymon” gemakkelijk en met zekerheid tot de juiste kennis van de ware aard van het genoemde ding kan doordringen. Becanus geloofde dus dat er een wezenlijke band bestaat tussen vorm en inhoud van een woord.6 Dat in de Nederlandse taal het natuurlijke verband tussen naam en ding zo schitterend tot uiting kwam, bewees volgens Becanus niet alleen haar voortreffelijkheid. Het was tevens een extra bewijs voor de oudheid van het Nederlands. Immers, het is normaliter in de oudste taal dat dit organische verband nog het beste tot uiting moest komen. Door de etymologische verklaring van talrijke Nederlandse en niet-Nederlandse woorden en namen heeft hij getracht zijn stellingen te staven. Ondanks de bizarrerie van die stellingen mag bij de evaluatie van zijn werk toch ook een positieve noot niet ontbreken. Het is voor de taalkundigen van vandaag gemakkelijk om zich vrolijk te maken over zijn hersenspinsels en overigens heeft hij ook al vroeg veel kritiek gekregen, onder meer van Justus Lipsius, Desiderius Erasmus, Bonaventura Vulcanius en Lambrecht ten Kate. Toch is het werk van Goropius niet zonder verdienste. Hoewel hij humanistisch gevormd was, met bewondering voor de klassieke oudheid en de oude talen, gaf hij blijk van een enthousiaste belangstelling voor zijn moedertaal. Die geestdrift leidde enerzijds tot een overdreven verheerlijking van het Nederlands, maar anderzijds heeft zijn bezieling sommige taalgenoten aangezet tot de studie van de eigen taal, ze aangespoord om ze met meer ontzag, eerbied en liefde te benaderen, haar meer te gebruiken en te koesteren. Bovendien is Becanus wellicht de eerste geweest die voor de oudheid van het Nederlands uitkwam en door vergelijking gekomen is tot een zekere groepering in de Germaanse talen (West, Oost en Noordgermaans).7 NABORN besloot daarom zijn bijdrage aldus: Becanus deserves more attention from historians and linguistics than he has received so far. Perhaps he made the first steps in the field of comparative historical linguistics.8 Overigens heeft zijn werk, hoewel dat thans zowat in de vergetelheid is geraakt, later toch veel invloed gehad. Zelfs tot op de dag van vandaag blijken auteurs van toponymische bijdragen soms nog (onbewust) schatplichtig te zijn aan Becanus.9 Vooral aan zijn “wilde” etymologische verklaringen van Nederlands taalgoed heeft Becanus zijn beruchtheid te danken. Ze zijn meestal zo onthutsend dat ze zelfs het ontstaan hebben gegeven aan de term “becanisme”, als aanduiding van etymologische verklaringen waarbij lukraak met de woordgedeelten wordt geknutseld zonder rekening te houden met de meest elementaire “wetten” in zake klank- en betekeniswijziging.10 De rest van deze bijdrage zal dat hopelijk duidelijk maken, te beginnen met een aantal voorbeelden. bijvoorbeeld Latijn of Grieks vanuit het Nederlands geëtymologiseerd worden, zo is bijvoorbeeld Latijn quercus ‘eik’ volgens Becanus te herleiden tot wer-cou ‘weert de koude’ of werc-hout ‘werkhout’ (voorbeeld geciteerd in FREDERICKX 1971:131). 6 Sinds de Saussure weten taalkundigen thans dat het taalteken arbitrair is, conventioneel, en dat er geen intrinsiek verband bestaat tussen het taalteken en de werkelijkheid waarnaar het verwijst. 7 VANDERHEYDEN o.c., p.96-98. 8 NABORN 1995:85. 9 Zie bijv. sub 4. Gevolgtrekkingen, i.v.m. donk en lo. 10 Leibnitz in zijn Nouveaux essais sur l’entendement humain sprak van “goropiser” omdat les étymologies étranges et souvent ridicules de Goropius Becanus ont passé en proverbe. (VANDERHEYDEN o.c. p.95). Zie ook LE ROY a.c., p.122: Becanus s’égara dans des subtilités puériles et dans des combinations cabalistiques plus singulières les unes que les autres, pour forcer les faits ou plûtot les mots à lui donner raison ... 2. Enkele voorbeelden van Becanus’ etymologisch knutselwerk Bij het etymologiseren ging Becanus nog te werk zoals zijn voorgangers in de oudheid. In dit verband onderscheidde NABORN bij hem de volgende technieken11: - invoegen of toevoegen van letters (bijv. swart ‘zwart’ < swar ‘zwaar’) - weglating (bijv. alb ‘zuiver’ < al ab ‘volledig zuiver’) - vervanging (bijv. as ‘voedsel, aas’ = at (hij at) - inversie, ook van lettergrepen. Bovendien hield hij geen rekening met de lengte van vocalen indien dat in zijn kraam te pas kwam. Enkele voorbeelden van soortnamen en eigennamen mogen volstaan om Becanus’ methode van etymologiseren te illustreren. 2.1. Soortnamen Het woord bier zou volgens Becanus bestaan uit de elementen bie- (‘bieden, aanbieden) en -er (met lange vocaal: ‘eer, eerbied’); logisch, want je biedt iemand bier aan als eerbewijs (honor). Overigens kan het volgens Becanus ook gaan om bie- (‘bij’) en -er (‘eer’), zodat het woord ons aanspoort om bij het drinken nooit de eerbaarheid of het fatsoen (honestas) te vergeten.12 De betekenis van pruim ligt voor de hand. Het woord bestaat uit pur ‘puur’ en ruim ‘ontruimen’, want ruimt de pruim de darmen niet, maakt ze die niet zuiver, puur? Een varken is dom, want dat blijkt duidelijk uit de etymologie: verken bestaat uit ver ‘ver’ + ken ‘kennen’, dus een varken staat ver van kennis.13 Een typisch onderdeel van Becanus’ methode is het principe van de omkeerbaarheid: volgens hem zijn er woorden die, als je ze omdraait, het tegengestelde betekenen of althans een essentieel bestanddeel bevatten met de tegengestelde betekenis.14 Eén van die woorden die omgekeerd het tegenovergestelde betekenen, is bijvoorbeeld barg ‘berg’, omgekeerd grab ‘graf, put’.15 Andere voorbeelden zijn put en tup ‘top’ (dat de vocalen van put en top niet helemaal overeenkomen, zal Goropius een zorg wezen) of hol en lo(h), waarover verder meer. Het woord alp ‘berg’ ontstond volgens Becanus uit al-op ‘helemaal boven’ en staat tegenover zijn spiegelbeeld pla ‘plat’.16 2.2. Eigennamen Boven (in voetnoot) werden al Becanus’ zogenaamde “etymologieën” vermeld van Adam en Abel. Ook andere Bijbelse namen verklaart hij uit het Nederlands (Antwerps): Eva kan bestaan uit Eu ‘eeuw’ + vat, maar ook uit de e van eten + vat, want zij is de ontvangster van het goddelijke zaad; Kain ontleende zijn naam aan cat “kwaad, slecht” + ent/eint “eind”, want uploads/Geographie/ goropius-becanus-en-de-toponymie.pdf

  • 14
  • 0
  • 0
Afficher les détails des licences
Licence et utilisation
Gratuit pour un usage personnel Attribution requise
Partager