Pagina | 1 ALGEMENE TAALWETENSCHAP 1. Inleiding Wat is taalwetenschap? De weten

Pagina | 1 ALGEMENE TAALWETENSCHAP 1. Inleiding Wat is taalwetenschap? De wetenschappelijke studie van natuurlijke taal. Onder natuurlijke taal verstaan we die taal die in een menselijke gemeenschap gebruikt wordt voor algemene communicatie en die een kind, opgroeiend in zo’n gemeenschap als zijn moeder taal leer. Natuurlijk talen vs. kunstmatige talen? Taalwetenschap zoomt in op natuurlijke talen, dus niet op kunstmatige talen zoals bvb: het Esperanto. Daardoor hoort taalkunde ook tot de humane wetenschappen. Zoals psychologie, filosofie, sociologie,… Wel is ATW net zoals de positieve wetenschappen (fysica, scheikunde,…) een empirische wetenschap. (empirisch, volgens de ervaring) Wat bedoelt men dan met de algemene taalwetenschap? Een algemeen inzicht in taaluniversalia op ‘algemeen’. Taalwetenschap staat dan weer voor de wetenschappelijke studie van natuurlijke taal. Samen kan je dit zien als een ontwikkeling van een metataal (is de benaming voor elke taal of daarmee vergelijkbaar systeem met behulp waarvan dezelfde of een andere taal of een ander systeem wordt beschreven). De inhoud van algemene taalwetenschap is onder te verdelen in twee grote delen. Welke? Macrolinguïstiek, algemeen overzicht van de verschillende theoretische strekkingen in de 20e en 21e eeuw. Microlinguïstiek, kritische kijk op taalwetenschappelijk begrippenapparaat (definiëring + illustratie) Wat zijn de kenmerken van een natuurlijke taal? Typische menselijk Spontaan en creatief Dynamisch Sociaal Individueel-psychologisch Wat met het kenmerk ‘typische menselijk’? Ook dieren hebben communicatiesystemen, bvb: om iets te alarmeren, een territorium af te bakenen, enz… Maar deze taal heeft geen taalsysteem. De dierentaal mist een aantal typische eigenschappen van menselijke taal (semiotiek, de studie van het wezenlijke karakter, het ontstaan (semiosis) en het gebruik van tekens en tekensystemen). Pagina | 2 Wat zijn de eigenschappen van menselijke taal? Recursie: beperkt aantal elementen kan een onbeperkt aantal uitingen voorbrengen. Abstractheid: niet zomaar elementen, maar abstracte eenheden die in combinatie een betekenis opleveren Afstand: taal kan worden gebruikt om te communiceren over dingen die in ruimte en tijd niet in de onmiddellijke omgeving zijn. Metalinguïstiek: mensen beschikken over het vermogen om over taal zelf te communiceren Arbitrariteit: geen relatie tussen klank en betekenis Wat met het kenmerk een natuurlijke taal is dynamisch? Taal kan gezien worden als een middel om over ervaringen te communiceren. Aangezien ervaringen voortdurend aan ervaringen onderhevig zijn, past de natuurlijke zich aan aan de nieuwe eisen van de veranderende ervaringswereld. Bvb: browsen, chatten, surfen. Wat met het kenmerk sociaal? Taal is per defintie een sociale bezigheid, want ze eist dat er communicatie optreedt zowel interpersoonlijk als intrapersoonlijk. Wat met het kenmerk individueel-psycholgisch? Taal komt vanuit de hersenen, en dus wordt gereproduceerd in de eigen hersenpan en vanuit de eigen psyche. Hoe gaat ATW te werk (methode van ATW)? De hypothetisch-deductieve methode: 1) Materiaalverzameling en feitenobservatie 2) Hypothesevorming: op basis van regelmaat in data 3) Afleiden van voorspellingen (deductie) 4) Toetsing van de afgeleide voorspelling (falsificatie) Wat is het bereik van ATW? Microlinguïstiek: verschillende dimensies van taalstructuur en taalgebruik (begrippenapparaat). Macrolinguïstiek: afzonderlijke onderzoeksprogramma’s binnen de ATW (inclusief historiografie van de taalkunde)(verschillende theorieën in en over de taal) Pagina | 3 Het schema van de microlinguïstiek: Vorm Functie Gebruik Klanken Fonetiek Fonologie / Woorddelen Morfologie SE PRAG Woorden Lexicologie MAN MA Zinnen Syntaxis TIEK TIEK Wat is fonetiek? Dit is de studie van de fysische en fysiologische aspecten van spraak (articulatorisch, akoestisch, auditief) Wat is fonologie of klankleer? Beschrijving van de kleinste betekenisvolle onderdelen van de taal (fonemen). Bvb: pad vs. bad (hier is p vs. b, dus is dat betekenisonderscheidend). Wat is morfologie of vormleer? Is de leer van de woordvorming. Dus eigenlijke de wijze waarop in een taal d.mv. samenstelling en afleiding woorden worden gevormd, als ook de leer van de verbuigings- en vervoegingsvormen van een taal. Bvb: meervouden, bos-sen, tanpasta, tandborstel Maar ook de interne structuur van woorden en regels voor woordvorming. Wat is lexicologie? Dit is de studie van de aard, betekenis en structuur van woordgroepen en de samenhang van afzonderlijke woorden (of lexemen). Wat zijn de deeldomeinen van de lexicologie? Onaomasiologie: hoe druk ik X uit ? (concept vs. woord) Semasiologie: wat drukt X uit? (woord vs. concept) Etymologie: waar komt een woord vandaan? Wat is syntaxis (samenplaatsing)? Dit is de studie van de wijze waarop lexemen in grotere gehelen met elkaar worden gecombineerd. De onderlinge verhouding van de zinsdelen en hun grammaticale functie binnen de zin als geheel. Pagina | 4 Wat zijn de centrale vragen bij de syntaxis? Hoe kunnen woorden worden ingedeeld in klassen? Wat is de volgorde van woorden binnen groep/zin? Wat is de structuur van e zinnen en woordgroepen? Wat is semantiek of betekenisleer? Dit is de studie van de conventionele betekenis van taalkundige constructies (morfemen, woorden, zinnen). Dit kan op woordniveau maar ook op het niveau van zinsniveau. Wat is pragmatiek? Dit is de studie van de relatie tussen taaltekens en hun gebruikers + situatie (communicatieve functie). Men kan deze microlinguïstiek tegenover de tradities uit de macrolinguïstiek; bijvoorbeeld de formalistische of functionalistische traditie. 2. Deel I: Macrolinguïstiek 2.1. Diachrone vs synchrone taalkunde Wat is diachrone taalkunde? De beschrijving en verklaring van taalverandering De historische ontwikkeling en verwantschap van talen Etymologie (studie herkomst van woorden) Wat is de synchrone taalkunde? (volgens DS staat dit centraal) Beschrijving van de systematiek van een taal op een bepaald moment in de tijd Is een voorwaarde voor synchrone taalkunde. Wat met de evolutie in de taalkunde? Van o tot 1600, de studie van de antieke taal Van 1600 tot 1900, studie naar taaloorsprong (diachrone) Vanaf 1900 tot nu, studie naar de gemeenschappelijkheden van talen (synchrone) 2.1.1. Fase I: studie van antieke talen Van waar de centrale plaats voor Latijn & Grieks? Ze werden gebruik in cultuur en onderwijs. En de volkstalen van die tijd hadden geen geschreven traditie. Waar lag de aandacht dan vooral op? Enerzijds het logisch-filosofisch aspect van taal (Plato & Aristoteles) anderzijds op de grammatica en de terminologie (Trax Grammatica, grieks) Wat deed die Dyonysus Trax dan? Pagina | 5 Hij was onder de invloed van de Sofisten, analogisten gaat uit van een systeem. Hij baseerde zich voor het schrijven van zijn grammatica op literatuur. Wat hield Trax Grammatica dan net in? Deze gaf een eerste beschrijving van de verschillende woordsoorten, maar gaf evenwel nog geen syntaxis (hoe horen woorden samen), het was vooral bedoeld om mooi te kunnen schrijven en spreken. Het latijnse denken werd sterk beïnvloed door de Grieken. 2.1.2. Fase II: De middeleeuwen Hoe kwam het dat grammatica stilaan een zelfstandige wetenschap werd? Het werd de basis voor de studie van de klassieke auteurs. Door de filosofische inslag, relaties tussen woord en aangeduide. En door de retorische en filologische oriëntatie. (filologie, filoloog bestudeert de taal- en letterkunde van volkeren door middel van beschikbare geschriften in samenhang met de cultuurgeschiedenis van een volk). Daarnaast was er ook de groeiende interesse voor andere talen, wat zijn R.Baron? Die beweerde ‘wie de grammatica van een taal kent, kent ze van alle talen’. Dit kan je terugkoppelen naar de huidige zoektocht naar taalgelijkenis. 2.1.3. Fase III: 16de tot de 19de eeuw Verklaar de groeiende interesse voor andere talen? De vraag rees of er een universele basis was voor talen? De zoektocht naar wetenschappelijke etymologieën. De taalwetenschap was trouwens meer en meer op zoek naar taalverwantschap, denk hierbij maar aan het concept van een prototaal. Wie is en wat deed William Jones? Hij beweerde dat er een gelijkenis is tussen het Sanskriet, het Grieks en het Latijn. Hij zegt dat er gelijke werkwoordsvormen zijn in de drie talen. Hij zegt dat ze allen voorkomen uit dezelfde bron. Wat met Jones en het Indo-Europees? Jones was als het ware de grondlegger van het idee dat Europese en Indische talen op een gemeenschappelijke grondvorm teruggaan. Dit deed hij op basis van historische onderzoek, door een reconstructie van historische vertalingen. Wat met de studie naar het Indo-Europees? Dit gebeurde op basis van de evolutie vanuit een gemeenschappelijk beginstadium, dus een soort van proto Indo-Europees. Dit door een systematische vergelijking van taalvormen (t.o.v. etymologie). Dit is een diachrone benadering. Waaraan kan je dit bijvoorbeeld merken? Bvb het woord vader is een woord dat je in vele talen terugvind, maar die hebben duidelijk gemeenschappelijke grondvorm. Pagina | 6 Wat kan je hieruit concluderen? Er zit een systematiek in zowel de gelijkenis als de verschillen tussen verschillende talen. Wat erop wijst dat er één grondtaal is, maar de verschillende taalfamilies hebben zich ontwikkeld in andere fases. 2.1.4. Fase 4: Begin 20ste eeuw Wat zijn de gemeenschappelijke kenmerken van alle talen? Dimensies van een talige structuur: Klanken: onderscheid tussen klinkers en medeklinkers Morfologie: onderscheid enkelvoud en meervoud Semantiek: betekenisonderscheidende concepten Syntaxis: recursiviteit (taal maakt gebruik van een bepaald aantal regels) Wat zijn de vier mogelijke verklaringen voor de taaluniversalia? Fylogenetisch: overblijfsel van een oertaal Functioneel: zelfde functie uitdrukken Fysiologisch: zelfde hersensstructuur Formeel: aangeboden taalsysteem 2.2. Synchrone benaderingen Verschillende benaderingen binnen de taalkunde Met aandacht voor de historische ontwikkeling van afzonderlijke denkbeelden Formalistische vorm vs. functionalistische (welke functie) traditie Wat zijn de verschillende stromingen? Ferdinand De Saussure en het structuralisme (Europees Structuralisme) Europese functionel structuralisten (Praagse school) Amerikaans structuralisme (Leonard Bloomfield) Transformationalisme (Noam Chomsky) Systemisch-functionele taalkunde uploads/Litterature/ samenvatting-atw.pdf

  • 23
  • 0
  • 0
Afficher les détails des licences
Licence et utilisation
Gratuit pour un usage personnel Attribution requise
Partager